Wat is ’t kofschip?
Bij zwakke werkwoorden verandert bij de persoonsvormen verleden tijd de klank van de klinker niet: snappen – ik snapte; voelen – ik voelde.
(Bij sterke werkwoorden verandert de klank van de klinker wel: eten – ik at; zoeken – ik zocht; komen – ik kwam.)
De meeste werkwoorden zijn zwakke werkwoorden, en alle nieuwe werkwoorden, ook Engelse (leen)werkwoorden, zijn automatisch zwakke werkwoorden.
Bij zwakke werkwoorden worden de persoonsvormen vt gemaakt door achter de ik-vorm tt ofwel te en ten, ofwel de en den te plaatsen.
Het begrip ’t kofschip (de t hoort erbij) is gekozen als ezelsbrug om te bepalen of de persoonsvormen verleden tijd van zwakke werkwoorden met te en ten, of met de en den gevormd worden.
Daarbij gaat het om de medeklinkers t, k, f, s, ch en p, die allemaal in het begrip ’t kofschip (en bijvoorbeeld ook in ’t fokschaap) staan.
De regel van ’t kofschip is van toepassing op zwakke werkwoorden en houdt in:
Staat in het hele werkwoord vóór de eindletters en één van de medeklinkers van ’t kofschip?
Dan schrijf je de persoonsvormen vt van dat werkwoord door achter de ik-vorm tt de letters te (enkelvoud) of ten (meervoud) te plaatseen.
Het voltooid deelwoord eindigt op een t.
Voorbeeld: snappen– de p is een medeklinker van ’t kofschip; verleden tijd: ik snapte – wij snapten; voltooid deelwoord: ik heb gesnapt.
Staat in het hele werkwoord vóór de eindletters en een andere letter?
Dan schrijf je de persoonsvormen vt van dat werkwoord door achter de ik-vorm tt de letters de (enkelvoud) of den (meervoud) te plaatsen.
Het voltooid deelwoord eindigt op een d.
Voorbeeld: voelen– de l is geen medeklinker van ’t kofschip; verleden tijd: ik voelde – wij voelden; voltooid deelwoord: ik heb gevoeld.
Zie voor meer uitleg en voorbeelden: wensde of wenste? meer uitleg